Wallonië

 

Wallonië en de Baarle Werkgroep

Voor de Baarle werkgroep is het probleem België, niet Wallonië. Wij stappen niet mee in een klimaat van wederzijdse verdachtmakingen en onbegrip tussen de twee naties Vlaanderen en Wallonië en de pogingen van België om deze twee naties tegen elkaar uit te spelen. Het Waalse volk is een bevriend buurvolk. Het verdwijnen van België betekent voor ons niet het doorknippen van alle banden met Wallonië, maar integendeel een politieke volwassenwording die noodzakelijk is om échte vriendschappelijke banden te creëren. Eventueel, zelfs in een confederale Nederlanden.

Historische banden

Er bestaat ontegensprekelijk een historische en culturele band tussen Vlaanderen en Wallonië. Dat is niet alleen een ‘Belgisch’ gegeven, maar was al het geval in de Middeleeuwen. Historisch heeft Wallonië meer een verwantschap met de Lage Landen dan met Frankrijk.

Niettemin kunnen we vandaag spreken over twee naties met een duidelijke eigen identiteit; Vlaanderen en Wallonië zouden in elk ander ‘federaal’ land gelden als twee volwaardige deelstaten. Alleen heeft België, en de belgicistische elite, deze dubbele identiteit steeds genegeerd of grofweg ontkend. Net in het ontkennen van het eigen karakter van Vlaanderen en Wallonië ligt een van de drama’s van de Belgische staat, door dit ontkennen kan ze, ironisch genoeg, de twee volkeren voortdurend tegen elkaar uitspelen in een mank draaiend staatsverband dat voor federalisme moet doorgaan (maar het eigenlijk niet is wegens het ontbreken van echte deelstaten). De Baarle werkgroep erkent ondubbelzinnig het eigen karakter van Wallonië en Vlaanderen als nationale identiteiten, maar merkt ook op dat er tussen die twee naties een eeuwenoude band is, die past in de context van de Lage Landen.

De agressieve verfransingspolitiek die sinds 1830 in de Belgische staat werd (en nog steeds wordt) gevoerd vormt echter een obstakel voor de goede verstandhouding tussen Vlaanderen en de Franstalige/Waalse wereld in de Lage Landen. Indien Wallonië de banden met Vlaanderen op een vriendschappelijke manier wil aanhouden, zal het moeten ophouden met het verlenen van steun aan die politieke krachten die actief de verfransing van Vlaamse gemeenten en gebieden nastreven. Een Vlaams-Waalse verzoening en eventuele samenwerking op gelijke voet moet ook een erkenning impliceren van de culturele genocide die de Francofonie anderhalve eeuw lang heeft proberen uitvoeren op het Nederlandstalige deel van de zuidelijke Nederlanden. Pas wanneer de verfransingspolitiek aan banden gelegd wordt kan er een goede verstandhouding zijn tussen Vlaanderen en Wallonië. Dit zou zowel een verderzetting van historische banden als een breuk met een historische ontwikkeling betekenen.

Het Waalse drama

1830 was een ramp voor Vlamingen, maar niet minder voor Walen. Wallonië werd een economisch wingewest van de Belgische elite in Brussel. Net als in Vlaanderen kwam in Wallonië een agressieve verfransing op gang, maar in tegenstelling tot Vlaanderen kon Wallonië deze verfransing niet stuiten. De Waalse en Picardische volksdialecten (die géén Franse dialecten zijn) werden zwaar in de verdrukking gebracht. De redenen hiervoor zijn tweeërlei: allereerst had Vlaanderen de passieve en soms actieve culturele steun van de grote Noord-Nederlandse broer. Het bestaan van een soevereine en welvarende Nederlandstalige natiestaat heeft de Vlaamse emancipatie kracht bijgezet. Hoewel er wel een particularistische stroming bestond in Vlaanderen, bleek het prestige van Nederland groot genoeg om de strijd voor een gezamenlijk algemeen Nederlands in Vlaanderen succesvol te ondersteunen. Wallonië heeft zulke steun nooit gehad, er bestond geen economische en/of politieke macht die het Waals kon beschermen tegen de verfransing. Een tweede reden voor de succesvolle verfransing van Wallonië was de opkomst van de door de Brusselse bourgeoisie beheerde industrie, die vele Waalse arbeiders werk verschafte (de Vlaamse economische opleving kwam pas later, voor de doorsnee Vlaming was het Frans aanvankelijk niet meer dan een bestuurstaal, er hing niet direct een economisch voordeel aan vast tenzij hij naar Wallonië emigreerde). Gedurende een goede anderhalve eeuw werd het Waals quasi volledig uit de politieke, ambtelijke, academische en economische sfeer verdrongen. In tegenstelling tot Vlaanderen was er geen actieve Waalse beweging om hier tegen in te gaan.

Op cultureel vlak was er dus een genocide die veel succesvoller was dan die in Vlaanderen, maar ook op sociaal-economisch vlak werd Wallonië volledig onder het bestuur van een vreemde elite geplaatst, namelijk de Brusselse francofone bourgeoisie. De macht van de Brusselse elite betekende voor Wallonië aanvankelijk een economische opleving, maar na de tweede wereldoorlog ging het snel bergaf. Terwijl Vlaanderen tot bloei kwam liet de brusselse bourgeoisie Wallonië en haar verouderde industrie vallen als een baksteen, waarmee de nog steeds voortdurende afhankelijkheid van Wallonië pijnlijk duidelijk werd. De regio werd een sociaal kerkhof, waar cliëntelisme en corruptie nu welig tieren. De schuld van deze malaise kan niet bij de Walen zelf gelegd worden (wat emotionele flaminganten te vaak doen) maar is volledig toe te schrijven aan de nalatigheid van de Belgische staat en de elite die in die staat de plak zwaait. Een economische en culturele heropleving van Wallonië kan bijgevolg enkel tot stand komen als de Belgische staat eindelijk opgedoekt is. Brussel en België zijn nu nog steeds de grootste rem op de Waalse ontwikkeling, omdat Wallonië zichzelf afhankelijk blijft stellen van Brussel. De Vlaamse of Vlaams-Nederlandse beweging moet die tendensen in Wallonië aanspreken die de Waalse afhankelijkheid van Brussel in vraag stellen.

België houdt de politieke volwassenwording tegen.

Als men de commentaren van Belgicisten er op naleest krijgt men de indruk dat de communautaire problemen toe te schrijven zijn aan enggeestig en bekrompen nationalisme van de ‘extremistische’ flaminganten. In de Vlaamse publieke opinie is de Waal een corrupte luierik, in de Waalse opinie is de Vlaming een onverdraagzame egoïst. Deze vooroordelen steunen nergens op en zijn in wezen ronduit racistisch, men moet zich dus de vraag stellen waar ze vandaan komen. Belgicisten wijzen uiteraard met de vinger naar de Vlaamse en de Waalse ‘extremisten’. Men zou hun op het eerste zicht ook gelijk geven. Maar dan houdt men geen rekening met een fundamentele factor: elke communicatie, elk nieuws dat wordt verspreid tussen Vlaanderen en Wallonië, gaat langs de Belgische (Brusselse) kanalen. Er bestaat hoegenaamd geen rechtstreekse communicatie tussen Vlaanderen en Wallonië, niet op staatkundig vlak waar alles langs de federale regeringsniveaus wordt geregeld, en evenmin op het civiele vlak, behalve misschien enkele unitaristische middenveldorganisaties zoals de vakbonden (en zelfs daar hebben we onze bedenkingen bij, ook in het middenveld wordt alle communicatie via de Belgische kanalen gefilterd). Als er al vooroordelen en communautaire antagonismen zijn ontstaan, zijn ze net ontstaan dankzij de Belgische ‘eenheid’, niet ondanks. De vooroordelen en de antagonismen zouden wellicht verdwijnen als Wallonië en Vlaanderen op een volwassen en onafhankelijke manier met elkaar zouden gaan communiceren, maar dat zou dan ook per definitie het einde van België als tussenpersoon betekenen, dus het einde van België als staat. En omgekeerd, als de ‘tussenpersoon’ België zou verdwijnen, zouden de relaties tussen Vlaanderen en Wallonië wellicht veel positiever worden.

Pas na een onafhankelijkheid kunnen Wallonië en Vlaanderen echt bevriende volwassen naties zijn.

De Baarlewerkgroep pleit voor een rechtstreekse dialoog tussen Vlaanderen en Wallonië, zowel op politiek niveau als op niveau van de burgers. Hiervoor hebben we in de eerste plaats politieke leiders nodig die niet meer namens België maar namens Vlaanderen in gesprek gaan met Wallonië. Daarnaast moet Vlaanderen een concrete visie op Brussel en Wallonië ontwikkelen en een aanbod aan de Waalse burgers doen.

De plaats van Wallonië in de Lage Landen

Voornamelijk door de verfransingspolitiek van Brussel is Wallonië zijn aandacht meer gaan vestigen op de Franse cultuur en het prestige van Parijs. Dat verklaart meteen ook het bestaan van een rattachistische stroming in Wallonië, die eigenlijk historisch gezien onnatuurlijk is. Er bestaat echter ook nog steeds een eigen Waalse identiteit (en er bestaat ook nog steeds een Waals-nationale beweging). In heel wat opzichten is Wallonië nog steeds een deel van de Lage Landen. De Baarle werkgroep ziet voor Wallonië daarom nog steeds een plaats weggelegd in een confederatie van de Nederlanden, al is de beslissing natuurlijk aan Wallonië zelf.

Indien Wallonië zou kiezen voor deelname aan de confederatie van de Lage Landen, zullen de verhoudingen heel anders liggen.

Uiteraard zal Wallonië veel meer dan in het Belgische unitarisme van vandaag de mogelijkheden krijgen om zichzelf te ontplooien. Wallonië zal als entiteit ook veel sterker staan binnen de Lage Landen dan binnen een vereniging met Frankrijk, waar Wallonië met grote waarschijnlijkheid zal gedegradeerd worden tot een departement ‘noord Frankrijk’. We hoeven er maar aan te herinneren wat er met de andere volkeren op Frans grondgebied gebeurd is (Bretagne, Corsica, Occitanië, noord Baskenland, …), het lijkt ons weinig waarschijnlijk dat Wallonië anders behandeld zal worden. Binnen een context van de Lage Landen zou Wallonië wel een volwaardige partner zijn, en zouden de relaties met Vlaanderen ook veel directer en vriendschappelijker zijn.

Als volwaardig lid van de Lage Landen zal Wallonië ook de garantie van taalrechten hebben op het eigen grondgebied. Zo Wallonië dat wenst kan het Frans (of zelfs het Waals) de eerste bestuurstaal van de staat Wallonië zijn. Er kan zelfs gewerkt worden aan een overlegorgaan waar elke taalgemeenschap aanwezig op het grondgebied van de confederatie vertegenwoordigd wordt (ook onder meer Duits en Fries). De hoedanigheid en de bevoegdheid van dit orgaan moet dan tussen de deelstaten worden onderhandeld.

Wallonië zal echter wel moeten rekening houden met het overwegend Nederlandstalige karakter van de confederatie. Dat betekent dat er geen plaats meer is weggelegd voor fransdolle arrogantie en dat de Franstalige vertegenwoordiging in de staatsstructuur ook navenant zal zijn. Dat betekent geen vernederlandsing van Wallonië (dat is allerminst een doelstelling van de Baarle werkgroep) maar dat betekent wel het einde van het Frans als dominante taal in de hogere niveaus van de staatsstructuren.

Conclusies en aanbevelingen

De Baarlewerkgroep pleit kort samengevat voor een rechtstreekse toenadering tussen Vlaanderen en Wallonië, zonder België of de Brusselse elite als tussenpersoon. Rechtstreekse toenadering betekent een verdiepen van de relatie tussen Vlaanderen en Wallonië als bevriende buurnaties, maar daarmee ook ironisch genoeg het einde van de ‘Belgische eenheid’. Concreet bevelen we de Vlaamse beweging en de Vlaamse (politieke) wereld in het algemeen aan om:

  1. Een zo concreet mogelijke en coherente visie uit te werken over de toekomstige relaties tussen Vlaanderen en Wallonië.
  2. Met deze visie als uitgangspunt naar de Waalse politici, middenveldorganisaties én burgers te stappen.
  3. Actief die tendensen in Wallonië op te zoeken en te ondersteunen die een pro-Waalse en anti-Belgische visie hebben.
  4. Een burgertendens- of beweging in gang te zetten die de rechtstreekse dialoog tussen Vlamingen en Walen promoot, dus zonder Belgische tussenpersoon. Dit kan op vlak van culturele activiteiten, middenveldwerking, nieuwe media en debat.
background